© Rootsville.eu

Swing Wespelaar

Wespelaar
2007, august 17,18 & 19 augustus

organisation: Swing

 

© Rootsville 2017

review Witte MVS & photo: Freddie

 

Na een weekje Lissabon, bacalhau, vino verde en fado i.p.v. hamburger, duvel en blues, mag ik terug aan de slag. En dat had veel slechter gekund dan openen met Swing Wespelaar. De twintigste uitgave reeds kent dit sympathieke festivalletje in de schaduw van zijn eigenste kerk en de brouwerij van Haacht, waarvan het een deelgemeente is. Van Haacht bedoel ik dan, niet van de brouwerij. En nog steeds voor ‘verniet’ daar waar andere festivalletjes toch maar zijn overgestapt naar sponsoring door de bezoekers. Dit verdient een hoera voor de organisatoren en hun sponsors daar in Wespelaar. En hoe kunnen we beter bijdragen aan het blijven bestaan van dit gezellige boeltje dan door een pintje méér te drinken.

vrijdag, 17 augustus

De ganse weg naar de plaats van het gebeuren, regende het ‘oude wijven’. Voor de poorten van Wespelaar echter geen druppel meer. Althans niet meteen. Maar echt veel last zullen we er niet van geweten hebben. Als het er al eens uit viel, bleef iedereen toch trouw op post, al dan niet met paraplu. En dat zegt héél wat over de blueslover, niet ?
Deze vrijdag was het aan Poplawsky om het festival in te zetten. Dat gaf hen nogmaals de gelegenheid hun eerste CD voor te stellen aan het thuisfront en dat lukte aardig want bij velen was de aandacht onverdeeld. Ze openden met “I Belong””, dat ook de CD opent. En meteen heb je een voorsmaakje van wat de voormalige Blue Chevy’s het laatste jaar hebben uitgestoken. Ze hebben zich gewenteld in het enorme vat dat de Amerikaanse muziek is, en wat aan hun lijf bleef plakken zijn ze gaan bewerken. Alle tien de nummers van deze CD zijn bovendien hersenspinsels van de gebroeders Martello. En elke trouwe lezer weet dat dat de gevoelige snaar schrijver dezes beroert. Creatieve geesten mogen steeds op de voorste bankjes plaatsnemen. De invloeden zijn tamelijk duidelijk hoorbaar, hoewel men nergens van ‘diefstal’ of plagiaat kan gewagen. Ze gaan van Bawb Dylan, over Johnny Cougar tot The Black Crowes, luister maar naar “Chasing Dinosaur” met zijn typische gitaarintro. Ook hun vroegere, veeleer swing en west-coast nummers, kregen een nieuw jasje aangemeten, leek me. Of was dat alleen maar omdat ze tussen het nieuwe werk verweven zaten ? Een stevige set en elke rechtgeaarde muzikant weet hoe moeilijk, en soms ondankbaar, het is als eerste groep op de affies, om het publiek naar het podium toe te trekken en daar te houden. Niet in het minst door de fratsen van upright basser Jan. Drummer Philippe Martello kon ik slechts af en toe ontwaren, en ik ben nochtans niet van de kleinsten. Naar voor trekken die handel. Het is uit de oude doos dat de telhouder achteraan moet zitten. Bovendien geeft het ook een gevoel van ‘wij willen zo dicht mogelijk bij jullie zijn, folks’. Kris Bries heeft de juiste stem voor dit genre, al zou ik persoonlijk de astatic iets minder voor de dag halen om door te zingen. Bij teveel verdwijnt het beoogde effect. En, Jan Ursi, als ik ergens een farfisaatje tegenkom voor een prijsje laat ik je iets weten. Mooie start voor Wespelaar en voor Poplawsky. Al is er iets dat ik mis, zoals ik Frederic al vertelde. Een vonk ? Nnneee…Ik weet het nog niet. Ook drie dagen later nog niet. Aan de songs hapert er niets. Die zijn van het soort die groeien bij elke beluistering. Aan de podiumpresentatie dan ? Kweenie. Meedenken mensen, en vooral boeken die Poplawskieërs, dan kunnen ze live blijven groeien.

The Nightmovers zijn toffe en sympatieke gasten. Maar dat alleen is niet genoeg om een zeer kritisch publiek aan de waggel te houden. Het begin verliep allemaal wat stroef, maar na een drietal opwarmers kregen ze er toch de nodige schwung in. The Nightmovers reproduceren verdienstelijk de alomgekende bluesklassiekers van vroeger en nu. Het eigen werk zit daar onopvallend tussengeschoven, zoals hun “Dreamin’” een up-tempo, en “Waitin’ for My Woman” een slowblues met de gekende 2+1/2+1/2+1 tension/release verse. Een greep uit de met verve neergezette nummers: “Boom Bapa Boom” van Jimmie Vaughan, “Tell Me Why” van Duke Robillard, “Caffeïne and Nicotine” van Popa Chubby, “All Your Love, I Miss Loving” van Otis Rush….een staalkaartje van Sticky-O en zijn Nightmovers.

Als afsluiter een prestige-gezelschap, Fried Bourbon feat. Roland and Gene Taylor. Fried Bourbon staat voor straight boogie. En dat verklaart meteen de aanwezigheid van Gene, ex- Canned Heat en Fabulous Thunderbirds. Begin dit jaar stelden ze hun eerste CD voor en sindsdien toeren ze onafgebroken door België en Nederland. Meestal vergezeld van Taylor, die ondertussen al een tweetal jaren met werkvergunning in ons land verblijft. België is het ultieme walhalla voor Amerikaanse blues- en rootsmuzikanten door de jaren heen, Marvin Gaye, Derrol Adams, Gene Taylor, Hook Herreira…Elvis Presley zou niet dood zijn maar incognito in Ellezelles wonen in de Rue Perdue. Maar genoeg gezwanst, naast hun eigen nummers van hun CD (sic! Voorste bankjes in mijn klasje) die al zijn gaan leven door het vele toeren, werden er ook pareltjes uit de ‘drooglegging’ ten berde gebracht, zoals “St James Infirmary” met een sublieme Roland op zijn rode Stratocastertje. Gene Taylor zorgde voor solide pianoboogie, waar geen mens een speld tussen krijgt. Roland bewees met zijn solo semi-akoestische bijdrage, meesterlijk rauw en recht uit de Mis’sippi juke-joints, dat hij nog steeds de ongekroonde Belgische Blueskoning is. “I’ll Fly Away” zong hij. Het stond als een huis ! En de haartjes op de onderarmen en ruggen ook. Waarom moeten dergelijke historische momenten een einde kennen ? Als encore werd een onverijdelbare versie van “On the Road Again” gebracht, voorzien van de zang en teksten van Roland, tenminste dat denk ik, te oordelen aan de onmiskenbare relativerende humor eigen aan de man, die erin zat. Wie anders kan een zin schrijven en zingen als “My Louisiana Baby…Baby Alligator…”

Een zeer geslaagde festival-vrijdag, ondanks de malse regenbuitjes. De groepen waren van aard om dit meteorologische fenomeen te kunnen negeren. Wat zou dat kleine beetje water ons nu maken. Poeh…

zaterdag, 18 augustus

Wat vrijdag zo prachtig begonnen was, werd zaterdag mijns inziens, vakkundig naar de haaien geholpen door een verkeerde impulsieve beslissing. Vanwege een hoop verkeersproblemen kwamen The Black Crabs te laat aan op het gebeuren. De E313 kan ons zelfs in het weekend niet met rust laten. Ze hadden hun problemen onderweg wel gemeld aan de organisatorische leiding. Met een beetje inventiviteit had hier, een voor ieder passende oplossing, gevonden geweest. Degenen die gekomen waren voor een streepje Rockabilly op zaterdagnamiddag, moesten genoegen nemen met een onaangekondigde troebadoer (iemand van de crew ?) die toevallig een gitaar mee had gebracht. Op de tweede rij was hij al niet meer hoorbaar. Dit voorval maakte dat we om en bij de drie uur zonder muziek zaten op een festival, anderhalf uur van een uitgebannen groep en anderhalf uur tijdens de gospelmis. Bottleneck John kregen we in uitgesteld relais over de luidsprekers. Maar erg luid en duidelijk kwam het er niet door. Alleen de bijna middeleeuwse preek van de Wespelaarse pastoor kwam redelijk zangerig uit de PA; hoorde ik daar zowaar niet ”…alle muziek is niet des duivels..beminde gelovigen…” De meesten bleven stoïcijns en doodgemoedereerd zitten wachten op wat volgen zou, velen dropen ook ontgoocheld af naar andere festivalletjes in de buurt. Tja, wie z’n gat brandt, moet op de blaren zitten.

Als dan uiteindelijk de altijd opgewekte Bobby Rutledge op de proppen kwam, was iedereen al bijna vergeten waarom hij hier naartoe was gekomen. En de man had ondertussen al flink wat trippels en duvels achter de kiezen gegoten. Hij kon toch moeizaam de aandacht naar zich toetrekken met zijn rudimentaire maar indringende slidespel, recht van de straat. Want een busker is hij en blijft hij, wat geen schande is natuurlijk. Naarmate zijn set vorderde werden zijn bindteksten langer dan zijn songs, en kon men eerder gaan gewagen van een monoloog met bindsongs doorspekt. Maar de man had heel wat te vertellen. En dat zouden we geweten hebben. Toen ik hem later ontmoette bij z’n bestelwagen op zoek naar z’n bottleneck en hem uitlegde waarom een moderne camionette geen sleutelgat meer heeft in de achterdeur, hem de deur remotely hielp openen, hij zijn hardware daarbinnen niet terugvond en hem vervolgens voorstelde om zolang de bottleneck te gebruiken die hij in de linkerhand hield, bekeek hij me met een begrijpende blik en we werden de beste vriendjes. Deze opperbeste kerel moet vooral uitermate te genieten zijn op het podium van de bruine kroeg en aan de comptoir.

De zon was al aan het zakken toen Ana Popovic, de stralende verschijning opkwam en met haar ontzettend jaren vijftig aandoende verleidingswerk, maakte dat de voorste gelederen bijna werden vertrappeld door de achterste. Iedereen wou er zo dicht als mogelijk bij staan. En ik moet eerlijk toegeven, ze zou het mij ook geen twee keer moeten vragen. Maar dat deed ze niet. In plaats daarvan trakteerde ze ons op een set spetterende blues-pop-rock dat best te pruimen viel. Soms drongen zich vergelijkingen op met de Texaanse gitaarspelende bluesdames (Sue Foley, Angela Strehli, Susan Tedeschi ), want ook zij kan goed met haar stratje overweg. De Amsterdamse band (waarom staat er eigenlijk CS-US achter haar naam ?) deed zijn werk behoorlijk, al trok de bassist soms wat teveel laken naar zich toe. Waarom nodig “Everyone Bites the Dust” moest worden gespeeld, heb ik niet begrepen, tenzij als ventilatie voor het Stanley Clarkiaanse basgekletter van onze bewoner van de stad met de drie X’en in het wapenschild. Daarentegen was bijvoorbeeld “The Hustle Is On” van T-Bone Walker een streling voor het oor. En SRV’s “Lenny” kreeg een bizarre verwarrende en iventieve multi-scale behandeling à la Snowy White. Toch schoon, letterlijk en figuurlijk.

Na the beauty kwam the beast, Walter Trout. Maar eerst liet hij zijn kroostje de buhne opdraven voor een opwarmertje. De jongste van zes met een birthdaycake op het hoofd en de T-shirt tot aan de enkels reikend moest backing vocals verzorgen, de elfjarige broer drumde en moest telkens opveren om de hi hats te kunnen bewerken en de veertienjarige en oudste broer bespeelde daddy’s strat. De bas werd verzorgd door Walter’s bassist en daarmee is meteen duidelijk wat deze man z’n taak is na het concert. Ze speelden een drietal nummers waarvan alleen “Dickhead” van The Beastie Boys mij bijgebleven is. Het moet leuk zijn om zijn kids te zien spelen als muzikant-vader.
En na terug een pauze kwam vader Trout zijn plicht verrichten. Hij is ontegensprekelijk moe geworden van zijn eigen muziek, want hij heeft zich zittend door zijn playlist gewerkt. Net als wij trouwens. Wij zijn ook gaan zitten om zijn pentatonische ge-emmer boven de octaaf-fret te aanhoren. Hij wist ons te vertellen dat hij moest zitten wegens evenwichtsstoornissen veroorzaakt door een oorontsteking. Maar is dat niet hetzelfde als wat ik net vooropstelde ?

Dat was de droge zaterdag dan, een aantal toffe momenten, maar in mineur begonnen en geëindigd.

zondag, 19 augustus

Vóór zestienhonderd alweer aanwezig. Je weet, ik ben graag op tijd. Anders mag ik misschien niet meer binnen. Goeiedag links en rechts, yo de mannen, pintje aan elke comptoir, iedereen moet leven, en dan valt het niet zo op dat ze goed binnenglijden.

The Night Time Heroes hoef ik aan niemand voor te stellen. Zij timmeren al jaren aan de weg, en doen dat met veel professionalisme. Hun ganse repertorium is hun als op het lijf geschreven, ze blijven allen super-enthousiast bij elk optreden, ze klinken goed, geölied van het stage-werk, en zanger Karel Meganck kan je zowat de Belgische Kim Wilson noemen qua act en gedrevenheid. En toch geraken ze niet af van dat support-act predikaat. Ook vandaag hier trakteerden ze ons op zeer degelijke Chicagoblues, af en toe een jump, dan eens terug naar de Delta en om te eindigen natuurlijk hun prachtige versie van Tony Joe White’s “Steamy Windows”. Mocht het in een zaal geweest zijn waren de vensters inderdaad bedampt geweest. En hadden wij niet in de plassende regen moeten staan, tussen de druipende paraplu’s. Merçi mannen van Aôlst.

Onze portie “Man in Black” voor dit festival kwam er nu aan in de vorm van het duo Cash Reloaded. Gezeten achter hun pupiters brachten ze zoals gewoonlijk onverstoord hun interpretaties van het Johnny Cash songbook. Daarbij vallen vooral “My Personal Jesus” op en “Folsom Prison Blues” en “I Walk the Line”. Maar ook andere internationale grootheden, zoals Bobbejaan Schoepen, werden vereerd met een cover van deze twee rare vogels. Hoelang gaan ze het nog trekken met deze set ? Hun personal Jesus alleen kan het weten.

The Swamptones moesten er op deze zondag een feestelijk kermissfeertje aan geven. Maar daar zijn ze niet echt in geslaagd. De mannen zijn afkomstig uit Duisburg, Duitsland, vlakbij drielandenpunt. Dat verklaart hun meertaligheid. Ze brengen een meer dan voorbeeldige mix van zydeco, tex-mex en swing en het komt zowaar soms van de grond. Maar als je je ogen opent en je ziet ze staan, dan mis je natuurlijk wel elke geringste verwijzing naar Deep South. Feest was het alleszins voor mij, want mijn partner in crime was ondertussen ten tonele getreden, terug uit de Provence, en met een verschrikkelijke droge keel. Daar moest wat aan gedaan.

De revelatie van deze Swing was, voor mijn part althans, de Franse citoyen Frank Ash. In een keurig pakje gestoken, maar zonder veel poespas werkte deze voormalige gitarist en bandleader van Screamin’ Jay Hawkins zich door een reeks werkjes van eigen hand die klonken als blues- en soulklassiekers. Zijn gitaarspel is van een oerdegelijk allooi, eerder onopvallend als men er niet op geconcentreerd is, maar des te opvallender als je je er op focust. Ik hoor het al zeggen: zo lopen er nog wel een stuk of honderd rond op deze kloot. Zeer zeker, maar je moet ze wel tegenkomen wil je er iets aan hebben. Ik ga alvast op zoek naar zijn twee CD’s.

Et voilà, c’était la fin du vingtième édition de Swing Wespelaar. Geruchten als zou het de laatste keer geweest zijn, werden in de wandelgangen niet bevestigd. Waarom zou het ook. Twee minpunten moeten mij wel van het hart. The Black Crabs het podium ontzeggen omdat ze wat laat waren, vond ik geen elegante oplossing. En het conflict, wat ook de oorzaak moge zijn, tussen Swing en Café De Zwaan, vind ik ook maar niks. In dergelijke situaties zijn er niets dan verliezers. En wij, Jan publiek , verliezen een gezellig terrasje en een shelter for the rain. Allez, los dat op mannen en tot volgend jaar.

Doei, zou onze fameuze bassist van Pornostad Tripple X zeggen.